16
maart
2010
|
00:00
Europe/Amsterdam

25 jaar 4x4: Volkswagen Transporter

De ontstaanshistorie van de Transporter met vierwielaandrijving is een heel bijzondere. De fabriek had bijvoorbeeld geen officiële opdracht voor de ontwikkeling gegeven - de energiecrisis van jaren ’70 speelde daarbij een belangrijke rol. Toch werd er wel degelijk met het idee gespeeld, met name door Gustav Meyer, die tot 1975 ontwikkelingschef van de Transporter was. Meyer maakte diverse tochten door de Sahara en daarbij nam de wens voor een vierwielaangedreven Transporter steeds concretere vormen aan. Dat leidde ertoe dat in het geheim een prototype werd gebouwd. Daarbij werd gebruik gemaakt van bestaande onderdelen. Het prototype doorliep vervolgens een beperkt, maar succesvol testprogramma in de Sahara. Toch duurde het nog tot 1978 voordat vijf officiële testvoertuigen met inschakelbare voorwielaandrijving werden gebouwd.


De eerste officiële prototypes

Om bestaande Transporter-modellen te kunnen voorzien van vierwielaandrijving, waren ingrijpende aanpassingen noodzakelijk. De wagenvloer en de wielkasten dienden bijvoorbeeld te worden aangepast om plaats te kunnen bieden aan grotere wielen. Ook op het technische vlak waren grote modificaties nodig. De testvoertuigen waren voorzien van de semi-automatische versnellingsbak met koppelomvormer van de Kever. Deze transmissie werd voorzien van een extra ‘uitgang’ voor de cardanas naar de voorwielen. Bij dat alles stonden de prototypes (uiteraard) ‘hoger op de poten’ (300 mm bodemspeling) en waren ze voorzien van beschermingsplaten aan de onderzijde. Resultaat: terreinkwaliteiten van topklasse.


Serieproductie vanaf T3-model

Bij de ontwikkeling van het T3-model dat in 1979 debuteerde, was vanaf het begin rekening gehouden met de komst van vierwielaangedreven versies. In deze modellen was al ruimte gecreëerd voor een cardanas en een frontdifferentieel. Toch duurde het nog tot 1985 voordat er vierwielaangedreven versies van de Transporter en de Caravelle kwamen. Volkswagen maakte bij de ontwikkeling en voor de productie van deze modellen gebruik van de ervaring en expertise van de Oostenrijkse specialist Steyer-Daimler-Puch. Dat leidde er onder meer toe dat de Transporter en Caravelle in tegenstelling tot de prototypes werden voorzien van permanente vierwielaandrijving.


De volgende stap: T4

De komst van de ‘T4’ in 1990 betekende niet minder dan een revolutie omdat motor en aandrijving zich bij het nieuwe model T4 voorin bevonden, terwijl voorgaande Transporter-generaties juist een achterin geplaatste motor en achterwielaandrijving hadden. Uiteraard was het nieuwe model er ook weer als Syncro. Door de langere wielbasis en het ontbreken van een ‘korte versnelling’, was dit model minder bedoeld en geschikt voor zwaar terreingebruik. Onder moeilijke omstandigheden (sneeuw, losse ondergrond) bewees het vierwielaandrijvingsysteem echter wel degelijk goede diensten. De T4 was daarbij het eerste Transporter-model waarbij vierwielaandrijving kon worden gecombineerd met de moderne TDI-dieseltechnologie (1996).


Twee nieuwe generaties

In 2003 introduceerde Volkswagen Bedrijfswagen in Hannover de T5-reeks. Dit model maakte in verband met krachtiger motoren en de komst van assistentiesystemen zoals ESP gebruik van een nieuwe vorm van vierwielaandrijving. Het nieuwe systeem kreeg de naam 4MOTION en kenmerkte zich door de toepassing van een Haldex-koppeling, die al met veel succes in personenwagens van Volkswagen werd gebruikt. Dit 4x4-systeem zorgde samen met de zesversnellingsbak en 16-inch wielen voor terreincapaciteiten die vergelijkbaar waren met die van de in dat opzicht legendarische T3. Bovendien waren voor dit model speciale componenten leverbaar die voor nóg meer terreinvaardigheid zorgden. Een vergroting van de grondspeling tot maar liefst 238 mm behoorde bijvoorbeeld tot de mogel